maandag 26 augustus 2013

Today's Article: Destination God, Part 3: Chapter 3

Hoofdstuk 3: Religie in de terrestrial creature en altered human subgenres

Hoewel religie zeker aanwezig is in zowel het ‘terrestrial creature’ als het ‘altered human’ subgenre, zal ik beide genres hier samen kort behandelen. De reden hiervoor is dat religie in beide genres in grote lijnen op dezelfde manier naar voren komt en een vergelijkbare boodschap beschrijft. Als geheel is zij minder prominent aanwezig dan in de ‘man into space’ en ‘alien invasion’ subgenres. Desondanks, religie is wel degelijk aan te treffen in beide subgenres, waardoor een beschrijving van haar rol hierin niet in dit paper mag ontbreken.


Het met religie verbonden thema dat als rode draad door beide subgenres loopt is het spelen of rommelen van de mens met machten die buiten zijn begrip en controle liggen, vaak letterlijk aangeduid (zowel in de films zelf als in dat wat over de films geschreven is) als ‘playing God’. De wetenschap bedoelt het niet slecht en is slechts uit op nieuwe uitvindingen en inzichten die het leven van de mensheid er beter op maken: men is zich bewust van het gevaar, maar acht het de moeite waard het risico te nemen ten bate van de vooruitgang. Zoals gesteld wordt in Monster on the Campus (USA: Jack Arnold, 1958):

Man can use his knowledge to destroy all spiritual values and reduce the race to bestiality. Or he can use his knowledge to increase his understanding to a point far beyond anything now imaginable. [my emphasis]

Maar door gebrek aan inzicht en vooral overmoed lopen dergelijke experimenten uit de hand, met rampzalige gevolgen. De termen die de subgenres volgens mijn benaming aanduiden reflecteren deze gevolgen: in het ‘terrestrial creature’ subgenre wordt Amerika bedreigd door reusachtige monsters, in het ‘altered human’ subgenre wordt de mens zelf vervormd. In beide gevallen wordt frequent gesproken van een straf van God, of in ieder geval een hogere macht, voor het rommelen met krachten die alleen Hij beheerst en mag beheersen: ‘divine retribution’, noemt John Brosnan het.1 De mens leert zijn les: aan het eind van bijna elke film uit deze subgenres wordt opgemerkt dat men arrogant en onverantwoordelijk was om met goddelijke machten te rotzooien. Zulke machten, van het atoom of van de natuur, hebben opnieuw bewezen niet te bedwingen te zijn: eens te meer beseft Amerika dit.2 ‘Humanity acknowledges that it has been arrogant in presuming upon its role in the cosmos’, zo omschrijft Lucanio dit besef, wat hij aanstipt als eindpunt in een vastliggende narratieve formule die welhaast constant gebruikt werd in het ‘terrestrial creature’ subgenre.3
Het voornaamste verschil tussen beide subgenres ligt hem in de schaal van het experiment en haar gevolgen. In het ‘terrestrial creature’ subgenre is deze schaal collectief: de omvang van het experiment en de daarbij gebruikte krachten (meestal verbonden met de atoom- of waterstofbom) genereert een kolossale ramp – op te vatten als zowel de grootte van de monsters als de omvang van de door hen aangerichte ravage – die hele steden verwoest en duizenden bedreigt (voorbeelden: It Came from Beneath the Sea (USA: Robert Gordon, 1955), The Deadly Mantis (USA: Nathan Juran, 1957)). Vivian Sobchack citeert Joe Kane, die spreekt van het ‘Bestial Invocation theme’: ‘…the creatures are seen as instruments of punishment for nuclear misuse’.4 Hoewel niet de hele samenleving direct verantwoordelijk is ligt de schuld bij het collectief: de geleerden in deze films werken nooit alleen, maar altijd in groepsverband in dienst van de regering. Het mandaat voor hun experimenten ligt bij de politiek en het leger dat hun werk goedkeurt en zelfs aanspoort in naam van het volk, waardoor in feite iedereen indirect schuld draagt aan de monsterlijke gevolgen. De schuld is collectief, als reflectie op de angst voor het atoom (de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van de creaturen) die immers ook collectief is.5
Hiertegenover plaatst het ‘altered human’ subgenre de individuele schaal van de eenzame wetenschapper die afzonderlijk werkt aan een experiment dat grote gevolgen kan hebben voor het welzijn van de mensheid. Lucanio duidt deze variant aan als de Prometheustekst.6 De ramp voltrekt zich en alleen deze wetenschapper zelf wordt getroffen en vervormd. Hierna valt hij op kleine schaal, vaak op persoonlijk niveau (de mensen in zijn directe omgeving, degenen die hij liefheeft), de maatschappij aan. Lucanio, voortbouwend op de rol van de ‘scientist hero’ als de ‘American Adam’ (zie Paragraaf 2.2), omschrijft deze ongelukkige ‘scientist hero’ als ‘Adam falling’:

He is tempted and seduced by the serpent of curiosity, and he invariably partakes of the forbidden fruit of scientific experimentation. […] the scientist’s acquisition of knowledge is at the expanse of his own life, a reflection of God’s curse upon Adam that “in the day thou eatest thereof thou shalt surely die.”7

Deze ‘misguided scientist hero’ alleen draagt schuld: vaak hebben zijn naasten hem gewaarschuwd tegen het voor God spelen en sloeg hij hun advies in de wind wegens zijn hoogmoed (voorbeelden: The Fly (USA: Kurt Neumann, 1958), Monster on the Campus). De wetenschappers in het ‘terrestrial creature’ subgenre zijn daarentegen minder blasfemisch en uiten zelf hun angsten voor het experiment en de krachten die daarmee gepaard gaan, maar gaan er toch mee door aangezien ze hun werk van groot belang achten. Twee citaten onderstrepen dit. Het eerste citaat, uit The Fly:

Helene: ‘It’s frightening. It’s like playing God.’
André: ‘God gives us intelligence to uncover the wonders of nature. Without that gift nothing is possible.’
Helene: ‘Oh André, I get so scared sometimes. The suddenness of our age; electronics, rockets, earth satellites, supersonic flight. And now this. It’s not so much who invents them, it’s the fact that they exist.’
André: ‘But you’re not frightened of TV, or radio, or X-rays, or electricity, or that the Earth is round.’
Helene: ‘No, but everything’s going so fast, I’m just not ready to take it all in. It’s all so quick!

Dit citaat refereert expliciet naar God en het ‘playing God’ motief, waarbij de vrouw van de wetenschapper haar angst verwoordt en haar man waarschuwt: deze heeft hier echter geen oren naar en wijst naar de positieve resultaten van andere wetenschappers als excuus voor zijn eigen experiment. Vergelijk het tweede citaat, uit The Beast from 20,000 Fathoms:

Nesbitt: ‘The world’s been here for millions of years. Man’s been walking upright for a comparatively short time. Mentally, we’re still crawling. This test will add to our knowledge.’
Ritchie: ‘Every time one of these things goes off I feel as if we were helping to write the first chapter of a new Genesis.
Nesbitt: ‘Let’s hope we don’t find ourselves writing the last chapter of the old one.’
Evans: ‘You sound like a man who’s scared, Tom.’
Nesbitt: ‘What makes you think I’m not?’

Dit citaat omhelst een dialoog tussen wetenschappers die zelf hun bedenkingen verwoorden en niet gewaarschuwd hoeven te worden door buitenstaanders: er wordt verwezen naar de Bijbel, maar niet naar het opperwezen zelf. In het eerste citaat wil de wetenschapper van geen wijken weten, terwijl de wetenschappers in het tweede citaat zich wel bewust zijn van het gevaar en er daarop zorgvuldiger mee omgaan.





Hoe wordt God gezien in deze subgenres? In het ‘terrestrial creature’ subgenre wordt zelden direct melding gemaakt van God: er wordt doorgaans gesproken van ‘hogere machten’ of ‘Moeder Natuur’ die wraak nemen voor de transgressies (het tweede belangrijke thema in dit subgenre is ‘man against nature’, maar de natuur en God spelen hier eenzelfde rol). Immers, God stond in het Amerikaanse denken aan de Amerikaanse kant dus Hij zal zich niet tegen Amerika keren (zie Hoofdstuk 1). De precieze benaming van degene die de straf oplegt blijft in het midden op het gebruik van vage termen na, maar de boodschap is hetzelfde: spelen met goddelijke machten is ‘not done’, ook niet voor de natie die Gods zegen draagt. Hiertegenover plaatst het ‘altered human’ subgenre het individu dat gestraft wordt voor ‘playing God’: God wordt hier vrijwel altijd met name genoemd als de benadeelde die wraak neemt voor de zonde (zie het citaat uit The Fly). ‘Playing God’ levert hier een letterlijke straf van God op.
Hoewel God zelf zelden bij naam genoemd wordt in het ‘terrestrial creature’ subgenre, worden de monsters die de mensheid bedreigen in Bijbelse context getrokken, vooral verwijzend naar de Apocalyps. Een klassiek citaat uit Them! (USA: Gordon Douglas, 1954):

We may be witnesses to a Biblical prophecy come true: ‘And there shall be destruction and darkness come upon creation, and the beasts will reign over the earth.’

Dergelijke citaten worden frequent gebruikt in het subgenre. Zo maken deze films de omvang van de verwoesting die zulke wezens kunnen aanrichten duidelijk voor het Godvrezende Amerikaanse publiek door het in een context te plaatsen met de Dag des Oordeels. Niet voor niets komt een archetypische variatie op het ‘terrestrial creature’ vaak terug in het subgenre: de slang, het serpent, het reptiel, symbool voor het kwaad (o.a. in The Giant Behemoth (USA/UK: Eugène Lourié, 1959)8 en The Beast from 20,000 Fathoms (USA: Eugène Lourié, 1953)).9 Gelukkig laat de wetenschap (of misschien God) het niet werkelijk zo ver komen, maar de bedreiging voor de mensheid wordt onder krachtige verwoording gebracht.
Het Amerikaanse individu wordt wel direct door God gestraft, de Amerikaanse maatschappij niet. Niet voor niets is de straf tegen de samenleving in het ‘terrestrial creature’ subgenre slechts van tijdelijke aard, aangezien de wetenschap uiteindelijk altijd het middel geboden wordt de straf (de monsters) te vernietigen zodat ‘normality’ hervat kan worden (voorbeelden: Them!, The Beast from 20,000 Fathoms), terwijl de straf in het ‘altered human’ subgenre fataal is en de zondaar zijn transgressies met de dood moet bekopen (voorbeelden: 4D Man (USA: Irvin S. Yeaworth Jr, 1959), War of the Colossal Beast (USA: Bert I. Gordon, 1958)): ‘death takes him for looking upon the face of God’, zo omschrijft Lucanio dit thema.10 God vergeeft het collectief, maar nooit het individu, in het sciencefictiongenre.

De narratieve formule van de wetenschapper als Prometheus die voor zijn hoogmoed gestraft wordt door God is prominent in het ‘altered human’ subgenre en vormt het grootste deel van het subgenre. Er zijn echter enkele ‘altered human’ films die geen gebruik maken van deze formule en een andere verhaallijn hanteren, waarin ook de relatie met God anders ligt. In deze variatie op het thema wordt niet een wetenschapper, maar een doorsnee burger veranderd door krachten die hij/zij niet zelf in werking heeft gezet. Voorbeelden van dit afwijkende narratief zijn aan te treffen in onder andere Attack of the 50 Foot Woman (USA: Nathan Juran, 1958) en The Incredible Shrinking Man (USA: Jack Arnold, 1957).
De relatie tot het goddelijke wordt in dit type films minder besproken dan in de Prometheustekst. De vervormde protagonisten zien hun lot niet als veroorzaakt door de hand van God, maar als een onverklaarbaar fenomeen, dat mogelijk het werk van de wetenschap is (wat niet bewezen kan worden). In The Incredible Shrinking Man wordt de transformatie bijvoorbeeld veroorzaakt door een mysterieuze nucleaire nevel die over zee drijft en waar de hoofdpersoon mee in aanraking komt; de oorsprong van deze nevel wordt verder niet ter discussie gesteld. Aangezien deze personen hun lot niet opzettelijk over zichzelf hebben afgeroepen, in tegenstelling tot de wetenschappers in de rest van het subgenre, worden zij niet gestraft door God. Waar de wetenschappers hun verandering met de dood moeten bekopen, is dit voor de burgers in deze variatie vaak niet het geval.
Het belangrijkste thema dat dit type films aanspreekt is de relatie tussen het veranderde individu en de conformistische maatschappij. De maatschappij ziet de ‘altered human’ als een freak, een mogelijke bedreiging voor de conventies van ‘normality’. In dit thema is maatschappijkritiek op de conformistische Amerikaanse samenleving in de jaren vijftig te herkennen. De angst voor dergelijk conformisme was reëel in deze periode. Mark Jancovich legt uit dat

There was a deep-seated anxiety about social, politic, economic and cultural developments which led many to argue that America was becoming an increasingly homogeneous, conformist and totalitarian society; that the basis of individualism was being eroded: and that the possibility of resistance was disappearing.11

Het ‘altered human’ subgenre bekritiseert dit conformisme, door te stellen dat het individu dat zich niet conformeert naar de samenleving met argwaan wordt bekeken. Men dient zich te schikken naar de principes van de massa waardoor een ‘loss of self’ ontstaat: het individu mag zich niet ontwikkelen in een gewenste eigen richting. Echter, in het ‘altered human’ genre is de non-conformistische ontwikkeling niet gewenst door het individu, maar is sprake van een ongeluk. De samenleving, vooral de naaste omgeving, kan begrip opbrengen, maar als het veranderde individu een bedreiging vormt dient ermee afgerekend te worden zoals met elke andere bedreiging. De empathie van het publiek ligt echter bij de getransformeerde en niet bij de conformistische samenleving.



Na het ongeluk resulteert de positie van de veranderde in de existentiële vraag hoe hij/zij tegenover de maatschappij staat. Hier komt ook het religieuze aspect - indien aanwezig, want niet iedere film uit deze variatie betrekt religie in haar verhaallijn - bij kijken. Laten we The Incredible Shrinking Man als voorbeeld houden. In deze film komt de vraag naar de plaats van het individu, Scott Carey, het meest tot uiting, aangezien de veranderde in dit geval geen bedreiging is voor de maatschappij en er daardoor geen strijd losbarst hem te vernietigen voordat hij mensen doodt. Dit in tegenstelling tot die films waarbij de transformatie gigantisme als resultaat heeft waardoor er letterlijk ‘geen plaats is in de samenleving’ voor de ‘altered human’ (zoals in Attack of the 50 Foot Woman en War of the Colossal Beast. In The Incredible Shrinking Man blijft zijn begripvolle naaste omgeving Scott hoop bieden tot het eind toe (althans, tot het moment dat men meent dat hij opgegeten is door de kat). Het is Scott zelf die stelt dat er voor hem geen plaats is en die het hardst is in zijn oordeel over zijn relatie tot zijn directe omgeving:

I felt puny and absurd, a ludicrous midget. Easy enough to talk of soul and spirit and existential worth, but not when you're three feet tall. I loathed myself, our home, the caricature my life with Lou had become. I had to get out.

In dit citaat komt zijn relatie tot het hogere en ondoorgrondelijke (‘soul and spirit’) al tot uiting, maar de connectie met het goddelijke wordt pas op het eind gelegd. In de klassieke slotmonoloog brengt Scott zijn nieuwe positie tegenover God en het universum tot uitdrukking, en vindt hij vrede met zijn verandering, als hij krimpt tot in de oneindigheid:

I was continuing to shrink, to become... what? The infinitesimal? What was I? Still a human being? Or was I the man of the future? If there were other bursts of radiation, other clouds drifting across seas and continents, would other beings follow me into this vast new world? So close, the infinitesimal and the infinite. But suddenly, I knew they were really the two ends of the same concept. The unbelievably small and the unbelievably vast eventually meet - like the closing of a gigantic circle. I looked up, as if somehow I would grasp the heavens. The universe, worlds beyond number, God's silver tapestry spread across the night. And in that moment, I knew the answer to the riddle of the infinite. I had thought in terms of man's own limited dimension. I had presumed upon nature. That existence begins and ends is man's conception, not nature's. And I felt my body dwindling, melting, becoming nothing. My fears melted away. And in their place came acceptance. All this vast majesty of creation, it had to mean something. And then I meant something, too. Yes, smaller than the smallest, I meant something, too. To God, there is no zero. I still exist! [my emphasis]

Scott begrijpt dat, hoewel dit niet geldt voor de conformistische en daardoor beperkte menselijke samenleving, God alles accepteert voor wat het is (hoe groot of klein ook). In deze kijk op de relatie tot het goddelijke vindt Scott verlichting en betekenis. The Incredible Shrinking Man is de enige ‘altered human’ film die deze blik op God hanteert, en vormt zo een uitzondering in een subgenre waarin God doorgaans gezien wordt als wraakzuchtig en waarin Hij transgressies afstraft, maar in dit geval barmhartig is en het veranderde individu verlossing schenkt door hem in eenheid met het universum te brengen.12

 
1 Brosnan 1978: p. 95
2 Baxter, John. Science fiction in the cinema. New York: A.S. Barnes & Co., 1970: p. 138
3 Lucanio 1987: p. 44
4 Kane geciteerd in: Sobchack, Vivian Carol. The limits of infinity: the American science fiction film 1950-75. New Jersey: A.S. Burnes and Co. Inc., 1980: p. 46
5 Sobchack 1980: p. 47
6 Lucanio 1987: p. 46
7 Lucanio 1987: p. 89
8 De titel van deze film verwijst op zichzelf al naar de Bijbel, naar de ‘Behemoth’, het grootste monster ooit.
9 Lucanio 1987: p. 55
10 Lucanio 1987: p. 105
11 Jancovich 1996: p. 22
12 The Incredible Shrinking Man wordt door alle critici die het ‘altered human’ subgenre bespreken als meesterwerk beschouwd, terwijl de andere films uit de hier besproken variant van het subgenre verguisd worden als matige, oppervlakkige B-films. Als zodanig is deze film niet alleen een uitzonderlijke film in mijn corpus, maar in het gehele subgenre. Hoewel ik niet alle films uit het ‘altered human’ subgenre gezien heb (hoofdzakelijk vanwege beschikbaarheid), kan ik met zekerheid zeggen dat The Incredible Shrinking Man de enige film uit het subgenre is die deze kijk op de relatie tussen God en het individu bespreekt. Als zodanig vond ik niet dat de film, hoe summier beschreven dan ook, in deze scriptie mocht ontbreken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten