woensdag 28 maart 2012

It Came From Cold War America, Chapter 4: Science in the Fifties


Another quiet week as far as movies and movie news are concerned. Therefore, I'll post eyt another chapter of my first major science fiction paper It Came From Cold War America. After all, now that I've started posting this paper bit by bit, I can't not finish it (that's just not in my neurotic nature!). Besides, I'm sure you're all dying to know how it ends.

Hoofdstuk 4: ‘Science’ en de tijdsgeest

Paragraaf 4.1: Wat speelde er in deze tijd?

Zoals al gezegd in het voorgaande historisch overzicht werd het leven in de jaren vijftig gedomineerd door de consequenties van de Tweede Wereldoorlog. Hoewel Amerika en haar bondgenoten de vijand verslagen hadden, doemde een nieuwe potentiële vijand op, de Sovjet-Unie. Aangezien deze staat door het communisme, een ideologie die haaks stond op het Amerikaanse ideaal van de kapitalistische samenleving, gedreven werd, resulteerde het wantrouwen tussen beide staten in een periode van angst en paranoia. Tijdens deze Koude Oorlog werd het Amerikaanse publiek continu herinnerd aan de bedreiging die het communisme voor de Amerikaanse maatschappij en haar normen en waarden vormde. Mensen die van de norm afwijkende opvattingen hanteerden werden met argwaan bekeken. Desondanks bestond het ‘rode gevaar’ voornamelijk in het Amerikaanse collectieve bewustzijn1. In de praktijk viel het allemaal wel mee.
Bovendien ging de angst voor de Sovjet-Unie gepaard met de angst voor de atoombom. Dit wapen had de Tweede Wereldoorlog in Amerika’s voordeel beëindigd, maar had ook het vertrouwen van veel mensen in technologische vooruitgang geschaad. Toen de Sovjet-Unie in staat bleek eigen atoomwapens te kunnen ontwikkelen, vreesden veel mensen voor een atoomoorlog, die mogelijk de ondergang van de menselijke beschaving zou kunnen betekenen. Technologische ontwikkeling was niet langer een garantie voor een mooie toekomst. Technologie was een beangstigend iets geworden2.
Tegelijkertijd veranderde de samenleving in Amerika van binnenuit op sociaal gebied. Op economisch gebied ging het Amerika voor de wind. De welvaart steeg enorm, mede dankzij de nieuwe Europese markt die door de Marshallhulp tot stand was gekomen. Veel mensen, vooral diegenen die de depressiejaren hadden meegemaakt, waren zeer tevreden met deze nieuwe welvaart: hierdoor heerste, vooral in de meer conservatieve kringen, sterk de angst dat men deze nieuwe geborgenheid kon verliezen door toedoen van atoomwapens, vijandige staten en dergelijke zaken3.
Desondanks was er ook kritiek op de welvaart en haar gevolgen, voornamelijk op het Fordistische systeem dat het met zich meebracht. De samenleving werd een ‘technocratic society’4. Mensen werden slechts raderen in het systeem en verloren controle over hun eigen bestaan. Het leven werd een routine, waarin er geen ruimte was voor andersdenkenden en diversiteit5. De massacultuur nam het systeem over: mensen meenden hun identiteit kwijt te raken. De man-in-de-straat verloor zijn individuele status en ging op in de grote grijze massa. 



Voorts vond er een generatieconflict plaats. De jongere generatie van na de Tweede Wereldoorlog, de zogenaamde babyboomers, bleek van een heel ander slag dan de voorgaande generatie. Deze jongeren groeiden op met welvaart en waren niet anders gewend. Ze hadden geld en tijd te besteden op een schaal die voor de oorlog ondenkbaar was, aangezien Amerika toen nog uit de depressiejaren opkrabbelde6. De jongeren rebelleerden tegen de starre wereld van hun ouders, en schiepen een eigen jeugdcultuur, vaak tot afkeuring van de oudere generatie.
Tenslotte was er de veranderende positie van de vrouw. De Tweede Wereldoorlog had de maatschappij ertoe genoopt vrouwen in te zetten op plaatsen die voorheen door mannen bezet worden, zoals fabrieken. Toen de oorlog was afgelopen wilden vrouwen deze plaatsen niet afstaan, waardoor rollenpatronen verschoven. In de jaren vijftig was de taak van de vrouw weliswaar nog steeds vaak in het huiselijk leven te vinden, maar ook was het nu meer geaccepteerd voor vrouwen om ander werk te hebben, gedeeltelijk omdat ze door technologische innovaties (wasmachines, stofzuigers) meer vrije tijd kregen. Ook in de wetenschap namen vrouwen een steeds grotere rol in, niet alleen als assistentes, maar ook als volbloed wetenschappers. De nieuwe plaats van de vrouw werd desondanks door veel mannen met moeite geaccepteerd in de patriarchale Amerikaanse maatschappij, omdat zij onder andere vreesden voor het aftakelen van Amerikaanse normen en waarden, zoals het gezinsleven, opvoeding van kinderen en dergelijke zaken7.

Paragraaf 4.2: Negatieve opvattingen en representatie van wetenschap in SF-films

Dankzij de atoombom hadden veel mensen het vertrouwen in de wetenschap verloren. De wetenschap had het ultieme vernietigingswapen voortgebracht, en voor de dreiging van een atoomoorlog gezorgd. Veel mensen waren bang voor totale vernietiging. Het is daarom niet verwonderlijk dat Hollywood snel insprong op films die handelden over atoomwapens, of uit de hand gelopen wetenschap in het algemeen. Een groot deel van de sciencefictionfilms van de vijftiger jaren heeft in meer of mindere mate met dit onderwerp te maken. Het idee van ‘science gone bad’ was echter niet nieuw. Al vroeg in de jaren dertig speelde Hollywood erop in, onder andere in films als Frankenstein (USA: James Whale, 1931) en Island of Lost Souls (USA: Erle C. Kenton, 1933) waarin wetenschappers worden opgevoerd die zich bezighouden met bizarre experimenten die resulteren in horror en doodslag.
De wetenschap in films uit de dertiger jaren was echter vrij lukraak (er zat geen plan achter), en nauwelijks gebonden aan de tijdsgeest. In deze tijd speelde wetenschap niet de belangrijke rol die het speelde in de jaren vijftig: die paar films waarin wetenschap gerepresenteerd werd werden niet gemaakt om in te haken op wetenschaps-issues die speelden in de samenleving, maar gewoon om dezelfde reden dat andere films gemaakt werden (om geld op te brengen en het publiek te vermaken). De manier waarop er in horror en sciencefictionfilms uit de jaren vijftig mee omgegaan werd haakte daarentegen sterk in op de tijdsgeest. De atoombom, of atoomenergie in het algemeen, was een vaak terugkerend motief in het genre. Een groot aantal films speelde in op de angsten omtrent atoomwapens die het publiek koesterde. Doorgaans werd echter gebruik gemaakt van metaforen in plaats van het tonen van realistische gevolgen van een atoomoorlog. Zo maakte het terrestrial creature subgenre gebruik van monsters voortgebracht door uit de hand gelopen atoomexperimenten. De monsters stonden in dit geval symbool voor de vernietiging die door atoombommen aangericht kon worden, doordat zij eveneens op grote schaal dood en verderf zaaiden. Bovendien waren veel monsters het product van mutaties veroorzaakt door straling, waarmee ingespeeld werd op de angst voor zulke straling: het bracht groteske en tegennatuurlijke misvormingen met zich mee. Zo kon een ongrijpbaar iets als atoomstraling gereduceerd worden tot iets tastbaars, dat effectief met wapens en soldaten bestreden kon worden.



Wetenschappers zelf kwamen er niet altijd even goed vanaf. Hoewel verscheidene sciencefictionfilms wetenschappers in een positief daglicht stellen en ze als heroïsche protagonisten opvoeren, is er ook een vrij groot aantal films waarin de wetenschappers juist afgeschilderd worden als boosdoeners. De wetenschapper wordt neergezet als koud en meedogenloos, met de neiging mensen op te offeren in naam van de wetenschap.Een treffend voorbeeld vinden we in de persoon van Dr. Carrington in The Thing from Another World. Wanneer in deze film de alien de mensen aanvalt, probeert Carrington ervoor te zorgen dat het wezen geen strobreed in de weg gelegd word, aangezien hij het beschouwt als een hogere levensvorm. Bovendien beschermt hij het nageslacht van het wezen, ongeacht het feit dat het mensenlevens kost, en hij saboteert een poging het wezen te vernietigen8. Als de protagonist, kapitein Hendry, hem confronteert met zijn onorthodoxe gedrag, resulteert dat in het volgende gesprek:

Carrington: ‘Knowledge is more important than life. We’ve only one excuse for existing. To think, to find out, to learn. (…) We’ve thought our way into nature, we’ve split the atom…’
Hendry: ‘Yes, and that sure made the world happy, didn’t it?’9

Carrington is het schoolvoorbeeld van de wetenschapper die te ver gaat in zijn vertrouwen in de wetenschap, en zich erdoor laat verleiden onmenselijke dingen te doen. Hoewel hij in principe goede bedoelingen heeft, het verheffen van het menselijke kennispeil, leidt dit in The Thing from Another World niet tot positieve resultaten10. Dit geldt overigens voor de meeste goede bedoelingen in sciencefictionfilms uit deze periode. In veel films wordt een wetenschapper opgevoerd die de mensheid probeert te helpen, waarbij zijn experimenten uit de hand lopen en rampspoed met zich meebrengen. Vooral in het altered human subgenre zien we dit thema vaak terug.
Wetenschappers worden ook vaak gepresenteerd als sociaal onaangepast, en ook deze opvatting komt in The Thing from Another World sterk naar voren11. Ze zijn emotieloos, kennen geen vreugde en leven alleen voor hun werk. Slechts voor hun wetenschap hebben ze interesse. Ze zien geen kwaad in hun werk en nemen weinig verantwoordelijkheid. In sommige gevallen worden ze vergeleken met kinderen, onvoorzichtig, onwetend en altijd hun zin doordrijvend. In The Thing from Another World maakt ook Hendry deze vergelijking:

They’re kids. Like nine year olds drooling over a new fire engine.12

Veel mensen hadden in de jaren vijftig ook dergelijke opvattingen over wetenschappers. Ze werden gezien als een intellectuele elite13, mensen zonder sociaal leven of connectie met “normale” mensen, die enthousiast praten over dingen waar ‘gewone’ mensen geen verstand van hebben in een onbegrijpelijk wetenschappelijk taaltje. De sfeer in het begin van de vijftiger jaren was sterk anti-intellectueel. Alle mensen die meer hun hoofd dan hun handen gebruikten in hun beroep werden simpelweg als eggheads beschouwd14. Bovendien werden wetenschappers als potentieel gevaarlijk gezien, aangezien zij verantwoordelijk waren voor de schepping van de atoombom15. De lancering van de Sputnik in 1957 en de hierop volgende space race brachten verandering in deze visie, aangezien men doorkreeg dat wetenschappers een beslissende rol speelden in het verslaan van de Sovjets wat betreft de ruimtevaart, zodat wetenschap meer in een constructief en serieus daglicht kwam te staan, en het anti-intellectualisme afnam16.

Paragraaf 4.3: Positieve opvattingen en representatie van wetenschap in SF-films

Hoewel veel mensen wetenschappers als een gevaar zagen, waren er ook velen die juist het tegenovergestelde dachten. Zij zagen wetenschap als hulpmiddel om een hogere levensstandaard te bereiken. Hoewel wetenschap de atoombom had voortgebracht, kon het de mensheid ook redden van oorlog, honger en ziektes. En hoewel experimenten met het atoom een verschrikkelijk massavernietigingswapen hadden voortgebracht, beloofde de wetenschap ook veel goeds door het atoom als energiebron te ontwikkelen. Hierbij kreeg zij steun van de Amerikaanse overheid die zich niet slechts wilde profileren als afnemer van atoomwapens, maar het publiek wilde doen inzien dat atoomenergie een beter leefbare wereld kon vormen17. De positieve kant van het wetenschappelijk spectrum vond haast net zo veel navolging in het sciencefictiongenre in de jaren vijftig als de negatieve kant.
Deze positieve kanten van wetenschap zien we het sterkst terug in de alien invasion en terrestrial creature subgenres. Wetenschap is hier een krachtig hulpmiddel om de mens te helpen de indringers te verslaan. Vaak zijn de protagonisten van films uit deze subgenres wetenschappers, die dankzij een gedegen analyse van de aliens een middel vinden om hen te verslaan: Lucanio duidt hen aan als scientist heroes18. Bij het terrestrial creature subgenre treffen we echter een dualiteit aan, aangezien wetenschap, en vaak zelfs dezelfde wetenschappers, ook verantwoordelijk is voor het ontstaan van de indringers. Dit geeft wel het effect dat de wetenschappers een sterk gevoel van verantwoordelijkheid lijken te hebben: integer als ze zijn ruimen ze de rommel die ze gemaakt hebben ook weer op.
In de realiteit werden wetenschappers in de vijftiger jaren niet geconfronteerd met buitenaardse invasies of reusachtige mutaties. Zij trachtten de mensheid, of in ieder geval de Amerikaanse portie hiervan, op andere manieren te helpen. Hun voornaamste doel was technologische ontwikkeling en vooruitgang, om de levensstandaard en welvaart te verhogen.
Hier dient ook gelet te worden op het onderscheid dat Lucanio maakt tussen de klassieke tekst en de Prometheustekst. De klassieke tekst omvat die films die zich richten op indringers die de mensheid aanvallen. Vervolgens moet de samenleving als eenheid terugslaan, onder leiding van een heldhaftig personage dat gebruik maakt van gezond verstand en logica en de situatie rationeel analyseert. Lucanio noemt The War of the Worlds van H.G. Wells als prototype voor deze variatie19. De meeste sciencefictionfilms die in deze categorie geschaard kunnen worden komen uit de alien invasion en terrestrial creature subgenres. Hiertegenover staat de Prometheustekst, waarin het personage gestuurd wordt door intuïtie en emotie. Deze variatie handelt meer over een personage dat wetenschappelijke experimenten uitvoert die zich tegen hem en zijn omgeving richten. Onder deze categorie valt vooral het altered human subgenre, alsmede enkele terrestrial creature films. In tegenstelling tot de meer onorthodoxe wetenschappers die we aantreffen in de klassieke tekst (zoals voornoemde Dr. Carrington) kon het publiek in de vijftiger jaren zich makkelijker met de Prometheus-wetenschappers identificeren omdat ze normale menselijke eigenschappen vertoonden, in plaats van geportretteerd werden als onderdeel van een intellectuele elite20.



Een andere vorm van wetenschappelijke representatie zien we in een bepaald narratief effect, waarin een wetenschapper indirect, door middel van uitgebreide expositie, aan de andere personages, maar hoofdzakelijk aan het publiek, uitlegt wat er aan de hand is. De wetenschapper dient hier als leraar, en geeft het publiek enige educatie mee21. Dit narratieve stijlmiddel komt in alle subgenres voor: zo worden dingen uitgelegd over de voor- en nadelen van atoomenergie, genetica, biologie en andere zaken. Voorbeelden treffen we aan in Them!, The Beast from 20,000 Fathoms (USA: Eugène Lourié, 1953), The War of the Worlds en eigenlijk bijna alle serieuzere sciencefictionfilms. Ook in het man into space subgenre is het een belangrijk hulpmiddel om het publiek wetenschappelijke zaken uit te leggen, aangezien weinig mensen buiten de wetenschap bekend zijn met de werking van ruimtevaarttechnologie. Zo stimuleerde het sciencefictiongenre de algemene ontwikkeling ook nog enigszins.
Ook op een ander terrein was wetenschap de Amerikaanse samenleving behulpzaam. Samen met het leger vormde ze een sterke eenheid tegen de technische capaciteiten van de Sovjet-Unie. Amerika kon zich geen gezichtsverlies veroorloven, en begreep de noodzaak de Sovjets niet de boventoon te laten voeren in technologische ontwikkeling, met name de space race. Deze gedachtegang zien we het sterkst terug in het man into space subgenre. Destination Moon vormt een sterk voorbeeld. In deze film tracht een stel wetenschappers in samenwerking met enkele particuliere bedrijven een raket te bouwen om naar de maan te reizen. De noodzaak van zo’n missie wordt meerdere keren in duidelijke taal benadrukt door een generaal:

A rocket is an absolute necessity. If any other power gets on into space before we do, we’ll no longer be the United States, we’ll be the disunited world.’
The race is on and we’d better win it, because there’s absolutely no way to stop an attack from outer space. The first country that can use the moon for the launching of missiles will control the Earth.22

Hij blijkt gelijk te krijgen, want al snel worden de pogingen het project van de grond te krijgen ondermijnd door propaganda van een “unfriendly foreign power”23. Deze natie wordt niet bij naam genoemd, maar dat is ook niet nodig. Eens te meer bleek Destination Moon profetisch: aan het eind van het decennium barstte de space race uit, hoewel het dubieus is dat de betrokken naties van plan waren raketinstallaties op de maan te installeren. In ieder geval won Amerika de race, toen in 1969 de eerste maanlanding plaatsvond. Tot raketinstallaties op de maan is het overigens nooit gekomen.
Ook de veranderende positie van de vrouw, een sociaal thema dat speelde in de jaren vijftig, werd niet overgeslagen in sciencefictionfilms uit deze periode. In verscheidene films zien we vrouwen in typisch mannelijke posities, waaronder de wetenschap (Them!, It Came from Beneath the Sea (USA: Robert Gordon, 1955)) en zelfs het leger (The Thing from Another World). In deze posities doen ze geenszins onder voor hun mannelijke tegenhangers, die echter wel hun bedenkingen hebben over een vrouw in het team dat de indringers bestrijdt: ze laten echter zien dat ze kennis van zaken over hun vakgebied hebben, en deze kennis constructief en relevant weten in te zetten24. Desondanks portretteerden veel films vrouwen nog steeds als damsels in distress, vooral in de latere jaren vijftig, toen de nadruk op horror in het genre groter werd. 

1 Lucanio 1987: 76-77
2 Edelson 1975: 39
3 Katovich en Kinkade 1993: 621
4 Jancovich, Mark. Horror. Londen: B.T. Batsford Ltd., 1992: p. 63
5 Jancovich 1996: 19-23
6 Jancovich 1996: 86-87/Veith 2001: 80-81
7 Noonan beschrijft de positie van de vrouw in de vijftiger jaren met betrekking tot het sciencefictiongenre in groot detail in haar artikel ‘"Science in Skirts": Representations of Women in Science in the "B" Science Fiction Films of the 1950s.’. Het onderwerp is te breed om hier voldoende aandacht te krijgen. Voor een beter beeld van dit onderwerp raad ik aan haar artikel onder de loep te nemen.
8 Vieira 2003: 163-164/Katovich en Kinkade 1993: 626
9 Thing From Another World, the. Reg. Christian Nyby. Winchester Picture Corporation, 1951.
10 Jancovich 1992: 64-65
11 Baxter 1970: 106-107
12 Thing From Another World, the. Reg. Christian Nyby. Winchester Picture Corporation, 1951.
13 Lucanio 1987: 51-52
14 Vieth 2001: 63-64
15 Brosnan 1978: 72
16 Vieth 2001: 65
17 Lucanio 1987: 88
18 Lucanio 1987: 25, 27-49
19 Lucanio 1987: 25
20 Lucanio 1987: 51-52
21 Vieth 2001: 163-167
22 Destination Moon. Reg. Irving Pichel. George Pal Productions, 1950.
23 Brosnan 1978: 75
24 Vieth 2001: 45-56

2 opmerkingen:

  1. So what about a nice translation in English?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. I happen to know you won't need one. ;)

      But seriously, if enough non Dutch speakers ask me for one, I might very well do it. However, it's a lot of work, and it will no doubt absorb time I would otherwise spend making posts here, so I'll only do it when I feel it's desired by multiple people.

      Verwijderen